Op dit moment is in de Gerechtsdeurwaarderswet alleen het toezicht op de naleving van enkele financiële voorschriften geregeld. Een regeling van niet-financieel toezicht ontbreekt. Gerechtsdeurwaarders zijn in belangrijke mate belast met het verrichten van publieke taken en dit maakt dat hun positie niet wezenlijk verschilt van die van notarissen. Bij beide ambten geldt dat een publiek ambt wordt bekleed door iemand die professionele hulpverlener is en die opereert op een markt. Deze dubbele positie kan onder druk van de marktwerking tot ongewenst gedrag leiden. Dit is de reden dat in het nieuwe wetsvoorstel gekozen is voor een stevig toezicht. Daarbij is vooral aansluiting gezocht bij de wijze waarop het toezicht voor het notariaat is geregeld.
Het preventieve toezicht zal worden uitgevoerd, conform het wetsvoorstel, door het Bureau Financieel Toezicht, dat nu ook al belast is met het financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders en op notarissen.
Over het handelen van een deurwaarder kan nog steeds worden geklaagd bij de tuchtrechter. In het wetsvoorstel was aanvankelijk de mogelijkheid om ook nog te klagen bij de Nationale ombudsman geschrapt. Een dubbele procedure zou tot onduidelijkheden bij de burger kunnen leiden. Na beraad is dit echter geschrapt. Er kan dus ook nog steeds bij de ombudsman worden geklaagd. De ombudsman heeft zich de laatste jaren intensief met de deurwaarders bemoeid.
Het tuchtrecht via de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders wordt niet wezenlijk anders. De geheimhoudingsplicht van de tuchtrechter wordt verduidelijkt en wellicht verruimd. Onder het bestaande recht is het de tuchtrechter verboden informatie uit te wisselen met de toezichthouder of zelfs het tuchtdossier over te dragen aan het openbaar ministerie. In de nieuwe wet geldt de geheimhoudingsverplichting niet als enig wettelijk voorschrift de tuchtrechter verplicht tot mededelingen of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Aansluiting wordt daarmee gezocht bij artikel 13 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Meer informatie over het wetsvoorstel kan worden verkregen door raadpleging van de memorie van toelichting van het wetsvoorstel van het kamerstuk 34047. Naar verwachting zal de gewijzigde wet in de loop van 2015 in werking treden.
In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de hoogte van de boete die de tuchtrechter aan de gerechtsdeurwaarder kan opleggen te verhogen van de derde (maximaal € 8.100,00) naar de vierde categorie ( maximaal € 20.250,00). Dit is gedaan om deze maatregel gelijk te trekken met de tuchtrechtelijke boete die geldt voor het notariaat en de advocatuur. Vroeger zou ik deze gelijkstelling bedenkelijk hebben gevonden, omdat er doorgaans een groot verschil lag tussen de inkomsten in het notariaat en die in het gerechtsdeurwaardersbedrijf. Dit lijkt nu verdwenen en misschien is de boetehoogte voor notarissen nu zelfs wel aan de hoge kant. Overigens wordt niet alleen gekeken naar deze twee beroepsgroepen maar ook naar de accountants. Het wetsvoorstel maakt in die zin onderdeel uit van een algehele herziening van het tuchtrecht.
Gerrit Wempe, 3 maart 2015