Johan Cruijff’s wijsheden gaan ook op in het recht?
Wie kent deze uitspraak van Johan Cruijff niet? Mogelijk is de uitspraak gedaan om het verloop van een voetbalwedstrijd te verklaren of om deze misschien nog te kunnen beïnvloeden maar het kan ook zijn dat Cruijff een eigen levenswijsheid bedoelde, die niet beperkt geldig was tot het voetbalspel. Niet iedereen zal deze wet van Cruijff in zijn eigen leven herkennen. Soms echter is het voordeel overduidelijk. Met name is dit het geval wanneer voordeel en nadeel in geld kunnen worden uitgedrukt. Wanneer uw één jaar oude auto door een ander total loss wordt gereden en uw verzekeraar vergoedt de nieuwwaarde, dan is uw voordeel zelfs groter dan uw financiële nadeel.
Mag de veroorzaker voordeel hebben van het voordeel dat het slachtoffer heeft?
De juridische vraag is dan welke schade voor rekening van de veroorzaker moet komen. Mag deze veroorzaker voordeel hebben van het voordeel dat het slachtoffer heeft? Dat is inderdaad mogelijk. Artikel 6:100 BW bepaalt:
Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.
Eis tot voor kort: voordeel en nadeel uit dezelfde gebeurtenis.
Voordeel en nadeel moeten dus uit dezelfde gebeurtenis voortvloeien. De Hoge Raad legde dit tot voor kort strikt uit. Het voordeel mocht niet het gevolg zijn van een andere, latere gebeurtenis. Als dat het geval was, werd geen rekening gehouden met dit voordeel en moest de veroorzaker de gehele schade betalen, zonder korting van voordelen die het slachtoffer genoot. Zo diende de koper van een appartementencomplex die te laat de koopovereenkomst nakwam, de schade die daardoor voor de verkoper was ontstaan te vergoeden en kwamen daarop niet in mindering de extra huurinkomsten die de verkoper genoot doordat hij langer eigenaar/verhuurder was (Hoge Raad 11 februari 2000, LJN AA4777, NJ 2000, 275).Deze uitleg door de Hoge Raad werd algemeen als streng ervaren.
Nieuwe leer vanaf 8 juni 2016
In zijn uitspraak van 8 juni 2016, NJB 2016/1414 komt de Hoge Raad terug op deze strenge jurisprudentie. Wat was de situatie in deze uitspraak
ABB Transport en Distributie B.V. (ABB) heeft aan N.V. Samenwerkende elektriciteitsbedrijven (Sep) op 30 maart 1993 een GGS-installatie verkocht en geleverd ten behoeve van het schakelstation Eemshaven. GGS staat voor gasgeïsoleerd schakelmateriaal. De in de overeenkomst vermelde prijs van het werk was NLG 87.100.000 exclusief btw. De onderhavige GGS-installatie maakt deel uit van het hoogspanningsnet, waarvan Sep tot 1998 eigenaar en beheerder was. Op grond van de Elektriciteitswet 1998 werd Sep verplicht voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet een netbeheerder aan te wijzen, TenneT, die indirect eigenaar van een aantal vermogensbestanddelen, waaronder de GGS-installatie.
Bij beschikking van 24 januari 2007 heeft de Europese Commissie beslist dat ABB inbreuk heeft gemaakt op art. 81 van het EG-Verdrag (thans: art. 101 VWEU) en op art. 53 van de EER-Overeenkomst door in de periode van 15 april 1988 tot 2 maart 2004 deel te nemen in een complex van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de GGS-sector in de EU. De deelnemers namen vergaande maatregelen om hun kartelactiviteiten te verbergen. Niet alleen stelden de karteldeelnemers schijnoffertes op om de indruk te wekken dat er van werkelijke concurrentie sprake was; zij gebruikten ook codenamen en steeds verfijnder communicatiemiddelen (e-mail vanaf particuliere e-mailadressen met versleutelde boodschappen; mobiele telefoons met versleuteling) om te voorkomen dat dit werd ontdekt.
TenneT vordert in verband met de voor de GGS-installatie betaalde (te hoge) prijs hoofdelijke veroordeling van ABB tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat, wegens inbreuk op het mededingingsrecht. ABB heeft bij de rechtbank ter verdediging aangevoerd dat TenneT in het geheel geen schade heeft geleden, onder meer omdat zij volgens ABB de kosten van de GGS-installatie hebben doorberekend in de aan de afnemers berekende elektriciteitsprijs. De rechtbank heeft dit zogenoemde (‘passing on’-verweer of) doorberekeningsverweer van ABB verworpen en de vordering van TenneT toegewezen.
Het hof oordeelt in hoger beroep :
Op de te vergoeden schade dient het genoten voordeel van de hogere doorberekende prijzen in mindering te komen. Het hofemt daarbij in aanmerking dat in geval van doorberekening van schade in feite sprake is van verlegging daarvan naar degenen aan wie deze doorberekening plaatsvindt, de gebruikers. Een ieder heeft volgens het hof het recht vergoeding te vorderen van de schade die hem door de kartelinbreuk is berokkend. Dit geldt dus ook voor de afnemers van TenneT, indien en voor zover zij als gevolg van de kartelinbreuk schade mochten hebben geleden. Weliswaar beseft het hof dat niet bij voorbaat is uit te sluiten, dat aan ABB op deze wijze niet – in de procedure tegen TenneT direct – wordt ontnomen wat zij als gevolg van de kartelinbreuk in 1993 te veel hebben ontvangen, maar dat staat bij schadevergoeding ook niet voorop. Bij schadevergoeding gaat het erom de benadeelde – in dit geval TenneT – te compenseren voor het nadeel dat hij door de onrechtmatige gedragingen van degene die de schade heeft toegebracht – in dit geval ABB – heeft geleden.
Indien en voor zover van doorberekening door TenneT van de prijsopslag in de schadestaatprocedure sprake zal blijken te zijn geweest, is van schade van TenneT in zoverre geen sprake meer en is zij door verhoging van haar prijzen in plaats van door toekenning van schadevergoeding schadeloos gesteld, aldus het hof.
De kwestie wordt vervolgens aan de Hoge Raad voorgelegd. Die komt terug op de eerdere strenge jurisprudentie. De Hoge Raad overweegt:
Bij de beoordeling van een beroep op voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) gaat het erom dat genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking behoren te worden genomen bij de vaststelling van de te vergoeden schade (vgl. HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4012, NJ 2013/40). Daarvoor is allereerst vereist dat tussen de normschending en de gestelde voordelen een condicio sine qua non-verband bestaat, in die zin dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de normschending niet zou zijn opgekomen. Voorts dient het met inachtneming van de in art. 6:98 BW besloten maatstaf redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade.
Waar in eerdere uitspraken van de Hoge Raad meer of andere eisen zijn gesteld aan “eenzelfde gebeurtenis” bij voordeelstoerekening met toepassing van art. 6:100 BW, komt de Hoge Raad daarvan terug.
Inhoud nieuwe leer voordeelstoerekening
Concreet: Voordeel en nadeel hoeven niet meer uit één en dezelfde gebeurtenis voort te vloeien. Voldoende is een conditio sine qua non-verband. Het voordeel moet het logisch gevolg zijn van de gebeurtenis die de schade veroorzaakte. Verder moet het wel redelijk zijn dat het voordeel in mindering strekt op de vast te stellen schade.
In de vervolgprocedure, de schadestaatprocedure, kan ABB daarom tegen TenneT volhouden dat behalve nadeel er ook een voordeel is genoten, waar rekening mee moet worden gehouden: Elk voordeel heb se nadeel.
Wanneer TenneT niet de schade kan vorderen ter grootte van de te hoge prijs voor de geleverde installatie door de illegale prijsafspraken, maar daarop in mindering moet brengen hetgeen zij extra kon doorberekenen aan haar afnemers, blijft een stukje van de toegebrachte schade onvergoed. Dit is de schade die de afnemers hebben geleden doordat zij de verhoogde prijzen betaalden. Werk dus voor de afnemers van TenneT, de energiebedrijven (die hun onterechte hogere kosten ook wel grotendeels doorbelast zullen hebben). Werk dus ook voor consumenteorganisaties. Het hof noemde deze mogelijkheid ook uitdrukkelijk. Of dit echt van de grond komt valt te betwijfelen; het zal maar om een paar euro per aansluiting gaan.
In de praktijk van alledag wordt door de uitspraak met name minder zeker of AOV-verzekeringsuitkeringen niet in mindering moeten komen op de schade die van de veroorzaker van een ongeval kan worden gevorderd.
7 november 2016, mr. Gerrit Wempe